Daarvoor is deze herdenking nodig
Vandaag, zeventig jaar geleden, werden de eerste Joden weggevoerd uit Ommen. Nee, ik zeg het verkeerd. Toen werden 19 Ommenaren uit de Ommense samenleving weggerukt. Voor ons waren het geen Joden, maar inwoners van de stad Ommen die toevallig Joods waren. We liepen zojuist langs de plekken waar ze gewoond hebben. Voor de Ommenaar van toen, en voor u en mij nu, volstrekt willekeurige plekken. Waar willekeurige gezinnen woonden. Voor de bezetter van toen was het enige onderscheid dat er was, Joods zijn, voldoende. Uiteindelijk zijn 27 Ommenaren, die toevallig Joods waren, afgevoerd naar concentratiekampen.
Het was een schok voor de Ommense samenleving. Zij konden het niet beseffen. Ook voor hun heeft het een enorme impact gehad. De families vormden samen met alle andere Ommenaren de Ommense samenleving. Als voorbeeld noem ik de familie De Levie. Hartog de Levie was de oprichter van de voetbalclub OVC'21 en de familie stond erom bekend dat ze zich inzetten voor de Ommense samenleving. Vader Gompel de Levie was secretaris van de VVV en tevens bestuurslid van de Oranjevereniging en broer Jacob was actief lid van muziekvereniging Cresendo. Maar ook de anderen Joodse medeburgers waren onmisbaar als onderdeel van de Ommense gemeenschap. En nu werden ze van de ene op de andere dag zonder pardon uit het hart van die samenleving gerukt.
De avond ervoor werden ze gewaarschuwd door de heer Stappenbelt. Hij was getipt door buurman Gompel de Levie. Die als voorzitter van de Joodse gemeenschap een telegram van de Joodse Raad in Enschede had ontvangen en deze aan Stappenbelt gegeven met het verzoek langs de huizen te gaan. In de telegram stond dat de bezetter de volgende dag Joodse medeburgers naar Westerbork zouden brengen. Hiervoor gebruikte de bezetter de lijst die eerder was gebruikt om de mannen op te roepen voor de werkkampen. Deed je dat niet dan stonden er represailles tegenover. Mogelijk zou Voor ieder persoon die zich niet meldde werd een willekeurig aantal andere inwoners uit die stad doodgeschoten. Dan heb je een onmogelijk dilemma, die niemand een ander ooit mag opleggen. Een half jaar na die 2 oktober 1942 kwam er vanuit de bezetter de mededeling dat alle grensprovincies ‘Jodenvrij’ moesten zijn. De laatste Joodse inwoners moesten zich voor 10 april 1943 melden in kamp Vught. Op 9 april vertrokken zij en lieten Ommen achter zich.
Hoe intens die schok was voor de Ommense samenleving, is voor de meesten van u waarschijnlijk moeilijk te bevatten. Het is ook al bijna een mensenleven geleden. Hoe machteloos moet je je voelen als van de ene op de andere dag uw collega, uw buurman of die mevrouw achter de kassa bij de supermarkt er niet meer is. Dat u te horen krijgt dat ze afgevoerd is naar een kamp, alleen maar omdat hij of zij een ander geloof heeft, er anders uitziet of wat het verschil dan ook mag zijn. Het is bijna niet voor te stellen. En hopelijk hoeven we het ons ook nooit meer voor te stellen.
Met de jaren vervagen de herinneringen en wordt het aantal mensen dat de verhalen heeft beleefd steeds kleiner. En hier schuilt het gevaar en de reden waarom we hier nu en in de toekomst bij stil moeten staan. Juist doordat we herdenken van wat destijds is gebeurd help het ons om nu waakzaam te zijn in het wegzetten van specifieke groepen.
Laten we de impact, het gevaar ervan, niet onderschatten. Daarvoor is deze herdenking nodig. Zodat de herinnering en de waakzaamheid groot.
Marc-Jan Ahne
Burgemeester van Ommen