Familie De Levie-Leman

joodsommen  Gompel en Eva de LevieGompel de Levie

Winschoten, 3 december 1875 

Auschwitz, 15 oktober 1942

Hij bereikte de leeftijd van 66 jaar

 

Eva de Levie-Leman

Avereest, 10 februari 1870

Auschwitz, 15 oktober 1942

Zij bereikte de leeftijd van 72 jaar

 

Hartog de Levie 

Ommen, 10 juli 1901

Auschwitz, 28 februari 1943

Hij bereikte de leeftijd van 41 jaar

 

Gompel en Eva de Levie trouwden op  de herfstdag van donderdag 18 oktober 1900 in de geboorteplaats van Eva, Dedemsvaart. Gompel was zelf geboren in Winschoten. Na het huwelijk kwam het echtpaar De Levie in Ommen wonen en nam hun intrek in een woning aan de Brugstraat  (nu Brugstraat 19). Gompel was slager van beroep. Negen maanden na het huwelijk werd een zoon geboren en deze kreeg de naam Hartog. Na de geboorte van hun oudste zoon volgden nog vijf kinderen; Abram, Betje, Jacob, Rachel en Bertha.

 

De Levie, die bekend stond als een levenslustig en opgewekt persoon, genoot als een van de oudsten aanzien in de Joodse gemeenschap van Ommen. Jarenlang was hij voorzitter van de sjoel. Zijn levenslust en tomeloze activiteit bleek wel uit zijn inzet voor de Ommer samenleving. Links naast de ingang van zijn slagerij prijkte een bordje op de muur ‘secretariaat VVV’. Hij was immers sinds 1905 als secretaris actief voor de plaatselijke VVV. Vanuit die hoedanigheid was hij twee jaar na zijn aantreden als secretaris betrokken bij de oprichting van het fanfare-orkest Crescendo. Daarnaast zette hij zich in voor de oranjecommissie, de voorloper van de huidige Oranjevereniging in Ommen. In het begin van de twintigste eeuw was het enkel mogelijk om naar de lagere school te gaan. Voor vervolgonderwijs was men aangewezen op de stad Zwolle. Gompel maakte zich sterk voor de oprichting van een ULO en die kwam er. Gompel was een gewaardeerd man in de gehele samenleving van Ommen. Dat blijk ook wel uit zijn toetreding tot de Commissie van Onderstand. Deze commissie was belast met de armenzorg in de gemeente door het verzorgen van werkverschaffing of het bedelen van levensmiddelen onder hen die dit nodig hadden.

 

Gompel en Eva de Levie deden de dingen zoals elke Ommer dat deed. Ze genoten van een wandeling door de stad en keken uit over de Vecht. Ook bezochten zij de Bissing, de jaarmarkt van Ommen die elke keer werd gehouden op de tweede dinsdag van juli. Een foto uit 1921 is het bewijs van een bezoek aan de Bissing. Op dinsdag 12 juli 1921 gingen Gompel en Eva de Levie samen naar de jaarmarkt. Mevrouw De Levie zocht die dag bij een van de handelaren het beste stukje stuk uit een grote berg couponnen. Dat de stofkeuze enkel een aangelegenheid van mevrouw De Levie was, blijkt wel uit het gegeven dat haar man Gompel op een afstandje rustig rokend toekijkt hoe zijn vrouw haar keuze maakt.

 

Op 3 oktober weggevoerd

Op zaterdag 3 oktober stapten Gompel en Eva samen in gereedstaande vrachtwagen. Ook hun schoondochter en kleinkinderen die even verderop aan de andere kant van Kerkplein woonden, gingen mee. Ze werden naar Zwolle gebracht en vandaaruit naar Westerbork. Daar volgde hereniging met hun zonen Hartog en Jaap die sinds de zomer in het Joodse werkkamp Wite Pael waren verbleven. Op 12 oktober, de dag dat Gemmeker als kampcommandant van Westerbork werd aangesteld, werden Gompel en Eva met transport 27 gedeporteerd. Ze waren twee van de in totaal 1711 gevangenen die op die dag naar het concentratiekamp Auschwitz werden vervoerd. De reis duurde drie dagen. Direct na aankomst werden Gompel en Eva vermoord. Gompel en Eva de Levie Leman werden respectievelijk zesenzestig en tweeënzeventig jaar.

 

De Leviebank, opdat wij niet vergeten… 

Nadat de eigendommen van de weggevoerde Joden door de bezettende macht waren geconfisqueerd, werd het woonhuis aan de Brugstraat leeggehaald en verkocht. Het kwam daarna in handen van de groentehandelaar Albert van der Berg.

Na de bevrijding wachtten de vrienden, buren en bekenden in Ommen tevergeefs op de familie De Levie. Enige tijd na de oorlog werd vastgesteld wat veel mensen al vreesden. De Levie en zijn gezin zouden nooit meer terugkeren naar Ommen. Op 7 december 1950 werd hun overlijden formeel opgenomen in de burgerlijke stand. Kort daarop werd een werd initiatief gestart onder aanvoering van dhr. A. Vos om te komen tot een blijvende herinnering voor de man die zoveel betekende voor Ommen. De heren S. Reinsma en C.J. Siero maakten een ontwerp en de gemeentewerken zorgden voor de daadwerkelijke uitvoering hier. Op maandagavond 30 juni 1952 was er een bijeenkomst waarbij de Leviebank, de blijvende herinnering aan Gompel de Levie, overgedragen aan de Gemeente Ommen. Bij deze overdracht werd ook stil gestaan bij de andere omgekomen Joodse medeburgers uit Ommen.  en  In het Laarbos werd een bank gemetseld en op maandagavond 30 juni 1952. Wanneer men tegenwoordig door het Laarbos wandelt kan men nog steeds even rusten op de Leviebank, opdat wij niet vergeten…  

 

 

 Hartog de Levie, voetballer die nooit een balletje trapte…

joodsommen  Hartog de Levie - uitsnede

Hartog werd geboren in de zomer van 1901 in de Brugstraat. Hij was de eerste zoon van het slagersechtpaar De Levie en werd vernoemd naar grootvader De Levie, de vader van zijn vader. De kleine Hartog groeide op en was vaak in de slagerij van zijn vader. Zijn buurjongen Harm, de zoon van stadsuurwerkmaker Oldeman, was zijn grote vriend. Samen speelden ze met andere kinderen op straat. Maar ze waren ook vaak in de werkplaats van Oldeman te vinden. Samen ontdekten ze dat de wereld groter was dan het stadje Ommen alleen. Hartog was gek op het lezen van boeken.

In de zomer van 1914 werd Hartog dertien jaar. Een belangrijke leeftijd voor een Joodse jongen. Het was tijd voor zijn Bar-Mitswa, de overgang van jongen naar volwassenheid. De ouders van Hartog kondigden de Bar Mitswa aan in de krant. Op 8 augustus was het dan zover. De sabbat van zijn Bar Mitswa begon voor Hartog met een ceremonieplechtigheid in de sjoel, daarna volgde er in het huis aan de Brugstraat een feest. Zijn jongensachtige pet verruilde hij voor een hoed. Vanaf deze dag was Hartog religieus volwassen en telde hij volwaardig mee in de minjan. 

Hartog was een pientere jongen. Na de lagere school gaat Hartog naar de vijfjarige HBS in Enschede. Hier scheidden de tijdelijk wegen van Hartog en Harm, zijn onvoorwaardelijke vriend. De vader van Harm vond de HBS te duur. Terwijl Hartog dagelijks in de schoolbanken van de HBS zat, leerde Harm het ambacht van uurwerkmaker in de werkplaats van zijn vader. Wel mocht Harm van zijn vader de boeken kopen die Hartog dagelijks op de HBS nodig had. ’s Avonds studeerden de twee vrienden samen aan de grote tafel bij een van de jongens thuis. Op sabbat en Joodse feestdagen ging Hartog nooit naar school. Zijn schoolprestatie hadden hier niet onder te lijden. In de zomer van 1919 deed Hartog met succes examen voor de HBS.[1] Hartog was een jongen van de cijfers. Het was dan ook niet opmerkelijk te noemen dat Hartog na de HBS een kantoorbaan kreeg.

 

Hartog was een bescheiden jongen, toch stapte hij op een bepaalde dinsdagavond naar voren. Het was 19 april 1921. Een groep Ommer jongelui had zich verzameld bij de muziektent op de Markt. Het waren de jongens die wel vaak een potje voetbal speelden in de straten van Ommen, het Vrijthof of op het Bliekie, een aan de Vecht gelegen grasveld. Het was echter niet zomaar een stel jongens die toevallig bij elkaar waren. Die bijeenkomst in de muziektent was een eerste algemene ledenvergadering van een voetbalclub. Dat het er officieel aan toeging blijkt wel uit het feit dat er verslag werd opgemaakt. Het was misschien wel opmerkelijk te noemen dat juist Hartog hierbij was. De Joodse jongen stond toch bekend als een studiebol en speelde schaak, maar voor een potje voetbal moest je toch bij zijn jongere broer Jacob zijn. Op die avond toonde de bescheiden Hartog het noodzakelijke initiatief. Hij sprak de jongens toe en zij dat het goed zou zijn als ze zich als voetballers zouden verenigen in de Ommer Voetbal Club. Zijn toespraak werd met een applaus beantwoord. Voetbalclub OVC was een feit. Zelf heeft hij nooit gevoetbald bij zijn club. Hij werd tijdens die eerste bijeenkomst benoemd tot penningmeester van de club. Daarnaast was hij natuurlijk ook supporter van zijn jongere broer Jacob die wel bij de club.

 

Hartog de Levie trouwde niet en bleef bij zijn ouders in de slagerij aan de Brugstraat wonen. Behalve actief als bestuurslid voor de voetbalvereniging OVC’21 was hij ook actief binnen andere verenigingen. Een aantal muzikale inwoners van de stad verenigde zich in 1935 in het Ommer Strijkje. Een klassiek kamerorkest met  veelal strijkers, een enkel blaasinstrument, een harmonium traporgel en dat werd gedirigeerd door Johannes Arie van Hartingsveldt. Zijn talent voor schaken kon hij tonen tijdens het spel dat hij speelde bij de Ommer Schaakclub. Ook zijn vriend en buurman Harm Oldeman was lid van de schaakvereniging. Maar behalve op de club speelden zij thuis ook menig schaakspel tegen elkaar.

 

Zo was Hartog de Levie onderdeel van de Ommer gemeenschap tot dat hij in augustus 1942 een oproep kreeg om zich te melden in het kamp 'De Wite Peal' nabij Heerenveen. Het kamp was ingericht als werkkamp voor Joodse mannen. Ook zijn broer Jacob had een oproep gekregen, evenals zijn overbuurman Maurits Bierman en de andere Joodse medeburgers Hertog de Lange en Joseph van der Hoek.

 

Op 3 oktober werd Hartog samen met de andere mannen van het werkkamp naar Westerbork vervoerd. Daar ontmoetten ze hun familie die door de Duitsers uit hun huizen zijn gehaald. Hartog zag zijn ouders terug en ook zijn schoonzuster en diens kinderen. Kort daarna werden zij op transport gesteld naar Auschwitz. Daar overleed Hartog de Levie op 28 februari 1943.

 

Hartog de Levie werd 41 jaar.

 

 

Betje van Bergen – de Levie (1905 – 1942)

Betje de Levie werd op 13 februari 1905 geboren in Ommen. Ze groeide op, ging naar de openbare lagere school aan het Vrijthof en speelde op straat met de kinderen uit de buurt.

 

Ze bleef lange tijd thuis wonen, maar toen ze dertig jaar was trouwde ze vanuit het ouderlijke huis aan de Brugstraat met Philip Hartog van Bergen, maar door iedereen Flip genoemd. In de zomer van 1933 hadden zij zich al verloofd[2] en het huwelijksfeest vond plaats op woensdag 27 maart 1935. Het was niet warm. De tempratuur bleef rond de twaalf graden steken, maar het was onbewolkt en de zon maakte een hoop goed.  Na het huwelijk gingen Betje en Flip in Weesp wonen in een bovenwoning aan de Heerenstraat.[3] In Weesp woonde ook Samuel van der Hal. Hij was nu rabbi in Weesp, maar toen Betje nog maar vier jaar was, was hij ook korte tijd leraar in Ommen geweest.

 

Flip van Bergen was een telg uit een koopmansfamilie die al enkele generaties is het Noord Hollandse Weesp woonden. Flip was handelaar in manufacturen. Op 18 oktober 1936 volgde de geboorte van Harry Phillipus van Bergen. Net als de andere Joodse inwoners waren ze volledig geïntegreerd. Enkel hun geloof verschilde met dat van andere inwoners van Weesp. Toen brak de oorlog uit. In de eerste maanden veranderde er weinig, maar langzaam maar zeker kwamen er regels die hen steeds meer isoleerde uit de Weesper samenleving. En dan opeens waren ze weg. De inwoners van Weesp ontdekten dat de Joodse inwoners stilzwijgend waren verdwenen. Ze moesten zich op 29 april 1942 in Amsterdam melden. Enkele maanden daarvoor waren de nazi’s begonnen om Joden in de provincie te dwingen om te verhuizen naar het Judenviertel, de Joodse wijk, in Amsterdam. Behalve Betje, Flip en Harry hadden ook zijn ouders en zus Sara een oproep ontvangen en tevens bevond rabbi Samuel van der Hal zich onder het Joodse gezelschap. Enkel meester Bouhuys van de christelijke school had de moeite genomen om afscheid te nemen van zijn Joodse stadsgenoten. Daan Bouhuys, zoon van de meester wilde ook een daad stellen, hoewel hij zich onmachtig voelde. Hij schreef een korte tekst op een vel papier. ‘Tot weerziens’ Meer kon hij niet doen. Het papier hing hij op in de tunnel die naar het tweede perron voerde.  Toen liep hij naar het perron. Daar gaf hij de Joodse Weespers een hand. Om tien voor half twee blies de conducteur op zijn fluit. De deuren van de trein werden gesloten en de trein vertrok. Toen de trein het station verliet keken Daan en zijn vader, meester Bouhuys de trein na.  Vervolgens keek Daan naar zijn vader die de trein bleef nakijken. De tranen stonden in zijn ogen.

 

Flip en Betje kregen samen met de ouders en Sara, een zus van Flip een woning toegewezen in de Amsterdamse. Het was de leegstaande woning van iemand die al was gedeporteerd aan de Houtmarkt, het huidige Jonas Daniël Meijerplein.[4] De naamstraat was even daarvoor van Jonas Daniël Meijerplein gewijzigd in Houtmarkt vanwege het feit dat de bezetter alle Joodse elementen uit de samenleving wilde verwijderen en dus ook van de straatnaamborden. Na de oorlog werd de naam in ere hersteld.

 

Behalve Flip, Betje en de kleine Harry woonden ook de ouders en een zus van Flip bij hen in.  Toen na de zomer het Loofhuttenfeest naderde besloot Betje om naar haar ouders in Ommen af te reizen. Flip en zoon Harry bleven in Amsterdam. Betje negeerde met haar reis naar haar ouders de regels van de bezetter die het haar verboden om vrij te reizen. Toch wist ze aan de controles te ontkomen en kwam veilig aan in Ommen. Daar vierde ze het Loofhuttenfeest, maar daarna werd op de avond van 2 oktober het telegram bij haar ouders bezorgd. In het telegram van de Joodse Raad stond een bericht waarin werd opgeroepen om te zorgen dat de rugzakken en koffers gepakt waren. De volgende dag werd Betje met haar ouders opgehaald. Ze werd eerst met een vrachtauto naar Zwolle gebracht. Van daaruit werden ze per trein naar Westerbork vervoerd. Vanwege de arrestatie van moeder werd ook zoontje Harry vanuit Amsterdam naar Westerbork gebracht. Een kind kon immers niet zonder zijn moeder. In het kamp werden ze met elkaar herenigd. Na een verblijf van enkele weken in het kamp op de Drentse heide vertrokken ze op 26 oktober 1942 de trein met achthonderdeenenveertig Joodse mensen naar Auschwitz. Betje ging samen met haar zesjarig zoontje Harry hun einde tegemoet. Een moeder met kind had geen enkele kans om te overleven. Ze werden direct na aankomst op 29 oktober 1942 vermoord. Haar man Flip van Bergen die in Amsterdam was gebleven werd vanuit Amsterdam samen met zijn ouders en zus via Vught naar Westerbork gedeporteerd. Op dinsdag 16 maart 1943 kwam hij in het Drentse kamp aan. Op maandagavond in de week die daarop volgde werd zijn naam, maar ook die van zijn ouders en zus opgelezen bij het bekendmaken van de transportlijst. Enkele uren later begonnen ze aan hun laatste treinreis met als eindbestemming Sobibor. Direct na aankomst werden ze op 26 maart 1943 vermoord.

 

Betje van Bergen – de Levie werd zevenendertig jaar.

 

 

Uit: ​Stilstaan bij Stolpersteine - een uitgave van de Stichting Herdenking Joods Ommen. Heeft u vragen, opmerkingen en/of aanvullingen op het verhaal dan horen wij dat graag. U kunt hiervoor contact opnemen via herdenkingjoodsommen@hotmail.com

 


[1] Nederlands Israëlitisch Weekblad 08 augustus 1919.

[2] Betje de Levie en Philip Hartog van Bergen verloofden zich op 18 augustus 1933.

[3] Heerenstraat 20 te Weesp.

[4] Houtmarkt 25 te Amsterdam