Dalfsen, 30 maart 1884
Bereikte de leeftijd van 59 jaar
Dwingeloo, 1 oktober 1889
Sobibor, 14 mei 1943
Bereikte de leeftijd van 53 jaar
Dalfsen, 9 augustus 1928
Sobibor, 14 mei 1943
Bereikte de leeftijd van 14 jaar
Sobibor, 14 mei 1943
Bereikte de leeftijd van 11 jaar
Levie Louis Vomberg was al drieënveertig toen hij in de zomer van 1927 in zijn geboorteplaats Dalfsen trouwde met de zes jaar jongere Racheltje Vos. Racheltje was afkomstig uit het Drentse Dwingeloo. Het was trouwens dubbel feest, want op diezelfde trouwde ook zijn jongste zusje Paulina met de broer van Racheltje.
Twee jaar voor zijn trouwen had Levie na het overlijden van zijn vader de slagerij in Dalfsen overgenomen. De slagerij ging zo over op de derde generatie. De grootouders van Levie waren in de negentiende eeuw vanuit het in het midden van Duitsland gelegen Walldorff naar Dalfsen gekomen. De slagerij van Vomberg was gelegen aan de Koesteeg[1] en had een diepe tuin die zich uitstrekte tot aan het Smidswegje. Levie was opgegroeid in de slagerij en had het slagersvak van zijn vader geleerd die voor vele jaren sjocheet en bodeek van de Joodse gemeenschap in Dalfsen was. Hoewel de winkel was gelegen in Dalfsen had het klanten tot ver in de omtrek. Het gebied strekte zich uit tot achter Nieuwleusen. Levie fietste dan ook vele kilometers om zijn vleeswaren naar boerderijen in de omgeving te brengen.
Levie’s andere jongere zusje, Mina woonde in Ommen. Dit was geen onbekend gebied voor de Vombergs. Ze hadden er veel familie wonen. Moeder Rebecca de Bruin was immers geboren in Ommen. De in Ommen wonende Mina was getrouwd met haar oom, Abraham de Bruin. Abraham de Bruin had jaren een slagerij in Ommen. In maart 1930 raakte Abraham de Bruin betrokken bij een verkeersongeluk met een trein. Abraham de Bruin overleefde het ongeval niet en werd begraven op de Israëlitische begraafplaats in Ommen. Na het overlijden van Abraham de Bruin besloot Levie Louis Vomberg zijn eigen slagerij in Dalfsen te verkopen. Dat lukte vlot. De zaak werd al op 11 april verkocht en op 23 april vestigde hij zich met vrouw en zoon in Ommen en nam de slagerij van Abraham, zijn zwager en oom, over. Daar werd op 9 maart 1932 wederom een zoon geboren. Hij kreeg de naam Mozes Hartog Abraham. Het was het derde kind voor de slager en zijn vrouw. In november 1929 was Racheltje ook bevallen van een dochter, Mietje Rebekka.[2] Het kind overleed echter kort na de geboorte.
Toen in mei 1940 de Duitsers ons land binnenvielen probeerde Levie met zijn gezin naar Engeland uit te wijken. De poging mislukte. Daarna werd hem nog wel enkele onderduikadressen aangeboden. Een van die adressen was een plek bij kennissen in zijn voormalige woonplaats Dalfsen. Zijn antwoord was resoluut: ‘Men moet de overheid steeds gehoorzamen.’ Ook wilde Vomberg niet dat anderen door hen in gevaar kwamen.
Antisemitische maatregelen hadden al snel een diepe impact op het gezin. Vanaf 5 augustus 1940 had de bezetter een nieuwe wet uitgevaardigd. Hierin werd het ritueel slachten verboden. Daarna ging Levie Vomberg aan de slag bij Philip Falkenburg die aan de Hammerweg woonde.
Op 8 augustus 1941 stond er een klein familiebericht in het Joods Weekblad. Het was een niet ongewoon bericht. Levie Vomberg en zijn vrouw gaven bekendheid aan de bar-mitswa van hun oudste zoon Manuel Mozes. De volgende dag zou Manuel immers dertien jaar worden en dat was in de Joodse gemeenschap de leeftijd dat een jongen religieus volwassen was. De sabbat van zijn dertiende verjaardag was dan ook niet een zoals alle andere. Nee, deze was bijzonder voor Manuel, want vanaf dat moment was hij een volwaardig lid van de Joodse gemeenschap. Hij viel niet meer als kind onder de verantwoordelijkheid van zijn ouders, maar was zelf verantwoordelijk om zich te houden aan de Joodse wetten en tradities. Bar-mitswa betekent dan ook ‘zoon van het gebod’.
We zouden het feest nimmer meer vieren in de Ommer sjoel, 9 augustus 1941 was de dag dat de laatste bar-mitswa in Ommen werd gevierd.
Voor 10 april 1943 moest Overijssel ‘Judenfrei’ zijn. Alle Joodse inwoners van Overijssel moesten zich melden in kamp Vught. Levie Vomberg wist niet wat hem precies te wachten stond, maar een ding wist hij wel. Terugkeren zou hij niet meer. Manuel en Mozes speelden aan tafel. Op dat moment kwam de familie Hurink langs. Ze kwamen afscheid nemen. Het waren hun buren, maar het waren meer dan buren, het waren vrienden. Aan het eind van het bezoek gebeurde er iets dat diepe indruk maakte op de familie. Levie Vomberg legde zijn hand op het hoofd van Arie Hurink en sprak een gebed uit en zegende hem. Het was op deze wijze dat Levie Vomberg afscheid nam, voorgoed.
Voor een persoonlijk afscheid van al zijn vrienden was geen tijd meer. Die avond pakte Levie Vomberg een potlood en een briefkaart. En begon te schrijven: “Beste vrienden, Gelukgewenscht met uw zoon. Moge de moeder spoedig hersteld terugkeeren. Moge u vrede, geluk en zegen tot in hoge ouderdom uw deel zijn, Hierbij onzen laatsten groet, morgenvroeg vertrekken wij. We zullen mekaar allicht op de wereld niet meer zien, dus dit is voor het laatst. Denk om de mantel van je lieve moeder en de woorden van je grootvader. Gods zegen, het beste.” Daaronder zette hij enkel zijn initialen. L.V.
De volgende dag vertrokken ze. Philip Falkenburg stond klaar met een handkar waarop de koffers konden worden gezet. Manuel en Mozes droegen allebei een dubbel stel kleren. Zo konden ze nog wat extra meenemen. Het kon immers koud worden in het oosten. Nadat ze zich op het gemeentehuis hadden gemeld liepen ze naar het station. Arie Hurink liep nog met hen mee. Op het station stapten ze op de trein. De reis ging naar Vught. Daar moesten ze zich melden. Na een verblijf in kamp Vught werden ze naar doorgangskamp Westerbork gebracht. Op 9 mei 1943 tekende Levie Vomberg daar nog een volmacht. Daarin geeft hij Philip Falkenburg toestemming om zijn privé- en zakelijke belangen te vertegenwoordigen.
Vanuit kamp Westerbork vertrok een trein naar de kampen in het oosten. Vanaf februari 1943 ging er iedere dinsdag een transport. Het aantal mensen dat op transport werd gesteld was vastgesteld. Voor het transport van dinsdag 11 mei 1943 was dit aantal vastgesteld op 1446. In de nacht van maandag op dinsdag werd de barakkenlijsten zoals gebruikelijk in alfabetische volgorde voorgelezen: …Vomberg, Levie – Vomberg-Vos, Racheltje – Vomberg, Manuel – Vomberg, Mozes… het waren de namen van de familie Vomberg die door het duister van de barak schalden. Bagage werd bijeengezocht. De goederenwagons stond verderop al te wachten. In de drukte van het vertrekkende transport wist mevrouw Vomberg haar man en zonen te vinden. Ze moesten vervolgens in een veewagon klimmen. De deuren werden door de soldaten dichtgeschoven en vergrendeld. De reis duurde drie dagen en doorkruiste Duitsland en Polen. Uiteindelijk stopte de trein in Sobibor. De familie Vomberg stapte uit in Kamp II. Direct bij aankomst werden de mannen en vrouwen van elkaar gescheiden. Het beetje bagage dat ze nog hadden moesten ze direct inleveren, evenals waardevolle spullen. Tachtig personen werden uit de groep gehaald. Deze moesten hun schoenen en laarzen uittrekken en werden op blote voeten afgevoerd. Later zou blijken dat deze te werk gesteld werden in het turfkamp Dorohucza. De rest moest zich uitkleden en opstellen in een lange rij. Van de vrouwen werd ook nog het haar afgeschoren. Er werd het verteld dat zich in de verderop gelegen barakken zouden douchen, de werkelijkheid was echter verschrikkelijk.
Vanuit Westerbork zijn er tussen 3 maart en 20 juli 1943 negentien transporten geweest naar dit vernietigingskamp in het oosten van Polen. Ruim vierendertigduizend Joodse Nederlanders werden naar dit kamp gedeporteerd. Slechts achttien van hen kwamen terug.
Nadat de familie Vomberg uit Ommen is weggevoerd wordt in mei 1943 het slagerijbedrijf geliquideerd en in februari 1944 officieel opgeheven. In april 1945 is het front Ommen tot op enkele kilometers genaderd. Vanuit het zuiden wordt de stad Ommen onder vuur genomen. Uiteindelijk wordt Ommen op 11 april bevrijd. Tijdens de beschietingen zijn de aan de Vecht gelegen gebouwen zwaar beschadigd. Het huis van de familie Vomberg is veranderd in een ruïne.
In Ommen werden op 29 december 1949 de aktes van overlijden opgemaakt van de leden van het gezin Vomberg. Bekend was geworden dat Levie en Racheltje Vomberg en hun zonen Manuel en Mozes niet meer naar Ommen zouden terugkeren, want op 14 mei 1943, op dezelfde dag dat ze aankwamen, waren ze vermoord.
Levie en zijn vrouw Racheltje Vomberg werden negenvijftig en drieënvijftig jaar. Manuel Vomberg werd veertien jaar en Mozes Vomberg werd elf jaar.
Uit: Stilstaan bij Stolpersteine - een uitgave van de Stichting Herdenking Joods Ommen. Heeft u vragen, opmerkingen en/of aanvullingen op het verhaal dan horen wij dat graag. U kunt hiervoor contact opnemen via herdenkingjoodsommen@hotmail.com
[1] Het huidige adres is Wilhelminastraat 10 te Dalfsen
[2] Mietje Rebekka Vomberg werd geboren op 27 november 1929 te Dalfsen en aldaar overleden op 12 december 1929