Joods Werkkamp Arriën
In de eerste helft van 1942 kregen honderden Joodse mannen een oproep. Ze moesten huis en haard verlaten om ver weg te gaan werken in speciale kampen. Ze komen terecht in meer dan veertig werkverruimingskampen in Noord- en Oost-Nederland. Het was het begin van een sluw plan. Wat begon als een vorm van werkverschaffing voor Joodse mannen was de start van een grootscheepse deportatie van Joden naar vernietigingskampen in het Oosten.
Lange tijd is het verhaal van de werkkampen een onderbelicht stukje geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog gebleven. In Ommen kent men het beruchte kamp ‘Erika’, maar de geschiedenis van Werkkamp Arriën is nog veelal onbekend. Dit kamp lag aan de Brinkweg en bestond uit een aantal woonbarakken en een paar bijgebouwen. Eind april 1942 waren er 96 Joodse mannen gehuisvest. Ze werden gedwongen tot ontginningswerkzaamheden in het Arriërveld. Ze hebben het laatste stukje van de Grensweg tot het Ommerkanaal aangelegd. Dit laatste onverharde stukje wordt daarom door sommigen nog aangeduid als ‘jeud’nweggie’. In de vroege ochtend van 3 oktober marcheerden de Joodse mannen naar het station in Ommen. Daar stapten deze op de trein naar Kamp Westerbork. Kort daarna werden ze gedeporteerd naar de vernietigingskampen in het Oosten. Het werkkamp bleef leeg achter en werd daarna gebruikt voor evacués, ‘foute Nederlanders’ en vanwege de woningnood na de oorlog. In 1969 zijn de laatste gebouwen afgebroken.